top of page

Rien ne va plus

Anouk Harkmans


ree

Het is mijn laatste nacht in dit huis, morgen woon ik hier niet meer. De veren in mijn matras zijn oververmoeid. Recht onder mijn billen, net boven het midden, is zich met de tijd een kuil gaan vormen. Het is een stevige ronde kuil, dat moet gezegd, maar iedereen weet dat alleen voetbedden comfortabeler worden naarmate ze zich naar je lichaam vormen. Op een gegeven moment besloot ik het matras om te draaien, waardoor de onderzijde nu boven kwam te liggen. Voor lange tijd lag ik toen weer goed, maar de schade bleek uiteindelijk onomkeerbaar geworden.

Ook de rest van mijn kamer begon steeds meer afwijkend gedrag te vertonen. Ik kwam er niet meer tot rust. Ik ergerde me aan het feit dat de puntjes van mijn deken net niet in de hoekjes van de hoes bleven liggen. Er leek iets in de lucht te hangen wat steeds meer ruimte opeiste, het oefende druk uit, van binnenuit naar buiten toe. Al snel werd me duidelijk dat het zich niet zomaar zou laten verjagen. Wat het ook was, ik wist dat alleen ikzelf het mee naar binnen had kunnen nemen. Dit was mijn domein. Dit was al die tijd mijn domein geweest en ik wist dat het nu tijd werd om op te stappen.

Van de dikke stapels boeken, schriften en fotoalbums had ik dagenlang behendig kleine stapeltjes zitten maken. Zes per doos. Het grootste deel van die dozen staat nu opgestapeld bij het voeteneind van mijn bed. Ik maak er ƩƩn open, pak eruit waar ik als eerste bij kan – een dichtbundel – en blader erdoorheen in de hoop dat mijn ogen zwaar worden en uiteindelijk, met het boek in mijn hand, zullen dichtvallen. Op ongeveer tweederde van de bundel steekt een witte post-it uit. Ik weet precies waar en wanneer die geplakt is, bij welk moment hierbeneden het thuishoort.

Ik zit in de vierde klas, het zijn de laatste dagen voor de zomervakantie. Loom en sufgelezen lig ik in een van de kunststof tuinstoelen in de achtertuin. Naast me zit mijn moeder. Mijn hielen rusten op de armleuningen van haar stoel. Met haar wijsvinger streelt ze over de dunne huid van mijn scheenbeen, omhoog en dan via dezelfde weg weer terug omlaag. De meeste aanrakingen waren me destijds nog onbekend, fysieke sensaties kon ik moeilijk thuisbrengen, laat staan uitdrukken in woorden. We hebben al zeker een halfuur niks tegen elkaar gezegd.

Mijn moeder zit in de volle zon. Ik, tot mijn knieĆ«n afgeschermd door de parasol, neem het laatste werk op mijn leeslijst door. Ik weet nog dat we uit zo’n twintig titels in een digitaal bestand hadden mogen kiezen en voor iemand die zich tot dan toe vooral door mooie ruggen en omslagen had laten leiden, leek de keuze voor deze bloemlezing gemaakt op basis van een nieuw soort intuĆÆtie. ā€˜Of ik er eens eentje wil doen,’ vraagt mijn moeder.

De titel van het gedicht dat ik voorlees – ā€˜Rien ne va plus’ – is een uitspraak die ik ken van horen zeggen, maar die op dat moment nog weinig oproept. De eerste strofe kan ik tegenwoordig dromen: ā€˜Je zult maar zestien zijn en lelijk / Zoals jij. / Maar je wilt dichter worden, melkt de woorden van / Rimbaud en Baudelaire en slurpt je moeders soep / onder vijandig licht.’

Ik kijk naar mijn eigen moeder, met haar gezicht richting de zon gedraaid en haar ogen gesloten, en vraag me af of het gedicht op dat moment tot haar verbeelding spreekt. Ik vraag het niet. Misschien blijf ik op dat moment liever in de veronderstelling dat de regels om onverklaarbare redenen over mij gaan. Op een dag zal ik erachter komen hoe dat zit.

Ā 

De wijsheden die ik op mijn beurt van mijn moeder meekreeg, staan niet in boeken beschreven. Ik ben op mijn eigen geheugen aangewezen en sommige lessen zijn zo oud als mijn herinneringen teruggaan. Zo weet ik: in moeilijke perioden grijpen bepaalde mensen naar drank of tabak, maar beter leer je om kansen te grijpen. Daarom neemt mijn moeder me het liefst twee keer per jaar mee naar het casino. Een keer in haar verjaardagsmaand en een keer in de feestmaand: ā€˜voor de gezellig’.

Sommige lessen heb ik vooral in beelden opgeslagen. Zo zie ik voor me hoe ze me op mijn twaalfde meeneemt naar de HEMA in het dorp om samen mijn eerste bh te kopen. (Die had ik helemaal niet nodig en vandaag de dag nog steeds niet. Dat leek het punt ook niet.) In de paskamer zie ik haar staren naar de melkflesjes die onder mijn denim shorts vandaan steken, alsof daar een antwoord op een moeilijke vraag verscholen ligt. Na een lange stilte zegt ze: ā€˜Als je huid net iets bruiner was geweest, had deze outfit je nog net iets beter gestaan.’

Een aantal oude ideeĆ«n verkondigt mijn moeder vandaag de dag nog steeds. Dat je gezicht beter uitkomt met lange haren, bijvoorbeeld, maar dat lange haren op je benen funest zijn. Soms kies ik ervoor om geen aandacht te schenken aan de dingen die ze zegt, en let ik in plaats daarvan op de manier waarop ze die dingen zegt. Zo is ze geneigd om uit enthousiasme voor ieder woord – werkwoorden bij voorkeur – ā€˜lekker’ te zetten:Ā ā€˜lekker wandelen’, ā€˜lekker een kopje koffie’ of ā€˜lekker even zo, toch?’. Daarin lijkt vaak de echte les besloten te liggen: dat ieder idee – goed of slecht – op een bepaalde manier verkocht kan worden. Dit kan ik nooit opmerken zonder me direct daarna schuldig te voelen. Moeders reduceer je niet tot bijvoeglijk naamwoorden.

Ā 

Ik kijk graag naar mijn moeder als een ā€˜dochter van’. Het herinnert me eraan dat mijn moeder pas een moeder werd toen ik – haar dochter – in het spel kwam. Het liefst kijk ik daarbij naar een specifieke foto. Daarop is een breed grindpad langs een smalle bergweg te zien, met middenin een picknicktafel. Mijn moeder zit naast mijn oom op een van de twee uit boomstammen gezaagde banken. Mijn oma staat aan het hoofd van een grovere, gehalveerde stronk die op twee verticale stompjes rust. Ze had het spierwitte kleed van hun keukentafel gehaald, ingepakt en nu opnieuw zorgvuldig uitgespreid. Ze wist dat het de grootste moeite kost om ringen uit een blad te boenen en dat een goede verzorging onnodige verjaring tegengaat. Voor zich heeft ze vier wegwerpbekertjes in plastic bekerhouders neergezet, op de grond staat een feloranje koelbox. Later zouden daar ook mijn pakjes Wicky en repen ontbijtkoek in komen te zitten; een voedselpakket om de lange dagen fietsen mee door te komen. Maakte je die box open, dan ontdekte je dat een verlangen naar elders in werkelijkheid vooral een verlangen is om ergens thuis te komen.

Mijn oma snijdt haar in vershoudfolie gewikkelde baksel aan. In haar rechterhand houdt mijn moeder een plak boerencake, waarvan uit twee hoeken al flinke happen genomen zijn. Ik weet hoe die cake smaakt, mijn papillen vertellen me dat ik niet zomaar aan een foto denk. De Franse grens kon nu echt niet ver meer zijn. Na deze pauze zouden ze de laatste kilometers afleggen.

Mijn moeder had als meisje een pony. Iedere twee maanden werd haar kapsel boven de gootsteen bijgeknipt. Op de foto lijkt het haar niet in de weg te zitten, maar tegenwoordig spreekt ze er vaak over, alsof het een trauma betreft. De witblonde kleur valt bijna weg tegen de bestrating op de achtergrond – helaas iets te licht uitgevallen in mijn opa’s geĆÆmproviseerde doka. Hij ontwikkelde zijn negatieven zelf. De sporen hiervan zijn, als je goed kijkt, nog terug te zien in de rood omlijnde randen van het fotopapier. Ze hebben iets weg van de ogen van een kind dat net is gestopt met huilen.

Mijn opa is nergens op de foto te zien. Geen storende weerkaatsing in een ruit, geen verdwaalde wijsvinger in de hoek van het beeld. Alleen de blik in mijn oma’s ogen – die niet tot de lens is gericht, maar tot een punt ergens daarachter – verraadt zijn aanwezigheid. Net als de grijns rond mijn moeders mond, de stand van haar hoekige schoudertjes nadat haar is gevraagd om richting de camera te kijken, fatsoenlijk rechtop te gaan zitten.

Zo is het deze laatste nacht in dit huis ook voor mij. Ik denk aan mijn moeder en vraag me af: welke stukjes van mij ben ik en in welke schuil jij?


Ā 

Anouk Harkmans (2000) studeerde Nederlandse Letterkunde en Media & Cultuur. Ze ontwikkelde haar schrijven als lid van Poetry Circle 023, bij de schrijfworkshops van Perdu, aan De Schrijfacademie (Vrije Universiteit) en als deelnemer aan verschillende residenties. Ze treedt naar voren als host, moderator en programmeur voor literaire podia en culturele instellingen, waaronder theater de Schuur. Daarnaast werkt ze voor uitgeverij HetMoet.


Auteursfoto: Yentl Bakker

Ā 
Ā 
Ā 

Recente blogposts

Alles weergeven

Opmerkingen


 © Uitgeverij HetMoet 2019-2025   

info@hetmoet.com  |  Oosterdok 95, 1011 VZ Amsterdam  |  KvK  64296741

 

Bezoekadres:

Treehouse NDSM werf: T.T Neveritaweg 57, 1033 WB Amsterdam


Privacyverklaring
   

bottom of page