top of page

‘Misschien is God een keel die stokt’

Bijgewerkt op: 24 mei 2023

Annemieke Dannenberg


Beluister hier hoe Annemieke haar eigen Mammoetje voorleest:


1.


Iemand vertelde me dat God een orgasme kon zijn. De zon op je toet, een subwoofer die trilt, de kleur blauw. Hemelsblauw, om specifiek te zijn. Een familielid zong een psalm. Een vriendin zei: ‘Maar het woord God is kort en bot en hard, en niet verwelkomend, terwijl God warm zou moeten zijn. En kleurrijk.’


De reacties kwamen op willekeurige momenten binnen op mijn telefoon. Na de bezichtiging van een overpriced en afgeleefd appartement, tijdens het raspen van gekleurde wortels, in een ziekenhuisgang en voor het schap met melksoorten waar je een hypotheek voor moet nemen. Aan het ontbijt had ik een confrontatie met God. In de trein had ik een confrontatie met God. God confronteerde me op de stoep voor de deur van mijn beste vriendin. God drong mijn huis en lichaam binnen met elke reactie die ik op mijn vraag kreeg.


Hoe stel je je God voor? Wat zie je voor je wanneer je aan God denkt? Komt er een lied in je op, een geluid, een beeld, een trillend gevoel in je buik of borstkas?



Ik stuurde mijn vraag rond, naar de mensen om mij heen, zonder precies te weten waarom. Met elk antwoord kreeg ik meer zicht op het rizoom onder de verdorde boom in mijn achtertuin. Met elk nieuw perspectief werd ik me bewust van het godsbeeld dat ik had geconstrueerd, gebaseerd op de ervaringen die ik had en de kennisoverdracht die plaatsvond op de plek waar ik vandaan kom. Waarom had ik dit niet eerder gedaan?


2.


‘Ik ben net wakker en moest denken aan je vraag over God. Ik dacht, ik neem nu maar meteen een voicememo op, want deze vraag is eigenlijk te groot voor mij.’


3.


In romans waar personages zich loszingen van hun religieuze achtergrond gaat het vaak om de emancipatie uit de nauwe kaders die een bepaald wereldbeeld hebben gecreëerd. Nu ik zelf een boek aan het schrijven ben dat in deze traditie past, denk ik veel na over het verhaal dat God verworden is, de eigenschappen die men hem door de eeuwen heen heeft toegekend en de consequenties hiervan op de levens van mensen.


De deconstructie van de vooronderstelde wereld waar God de hoofdrol in speelt, kan vrijheid teweegbrengen, maar evengoed een rouwproces in gang zetten. Volgens de socioloog John Barbour wordt er in bekeringsverhalen een beweging naar iets toe gemaakt, terwijl een proces van ‘ontkering’ draait om het verliezen van een allesoverkoepelend verhaal tot er een godvormig gat overblijft.


4.


Als geestelijk verzorger sprak ik eens met een man die zich diep schaamde voor zijn lichamelijke pijn. Hij had die dag zijn verzoek om euthanasie opgesteld en vond dat hij daarmee Jezus teleurgesteld had.


‘Jezus,’ zei hij, ‘wist in het hof van Getsemane ook dat hij door helse pijnen zou moeten gaan en zette door. Maar ik niet. Ik kan niet meer.’ Het betekende voor hem dat hij niet langer geloofde dat hij recht op de hemel had. Niet alleen zou hij binnenkort sterven, hij stond ook doodsangsten uit om wat daarna zou komen.


Ik herkende de God die naast zijn bed stond. Het was een donkere schaduw die over de man heen viel, hem met de vingers om de infuuspaal geklemd bijtende woorden toefluisterde. Het gesprek dat zich tussen ons ontvouwde, ging over wie God nog meer kan zijn. Want hoewel ik van die straffende God ben weggelopen, zijn het zulke interacties die het noodzakelijk maken om binnen het geloofssysteem te zoeken naar andere interpretaties, naar andere vormen van betekenisgeving.


5.


‘God kan een stem zijn die je probeert op te vangen, met je ogen dicht en hart wijd open.’


6.


Psychologe Marlene Winell (en auteur van Leaving the Fold), vergelijkt kerkverlating en geloofsverlies met een culturele migratie: je maakt een reis van de ene naar de andere wereld. Sociologe en ex-non Helen Fuchs Ebaugh heeft het over een radicale rolverandering, waarbij iemand langere tijd in een mistig landschap verkeert. In deze periode anticipeer je al wel op de waarden die horen bij de nieuwe aan te nemen rol, maar zijn deze nog niet geïntegreerd geraakt. De beweging door de mist is kwetsbaar: het kan een periode van angst zijn en je een gevoel geven van totale ontworteling.



7.


Ik vertelde een collega over het godsbeeldenproject. Hij zei: ‘Alles wat God van jou wil, is dat je blijft zoeken.’ Hij liet een stilte vallen en kieperde twee zakjes suiker in een kartonnen beker met thee. ‘Weet je zeker dat je ongelovig bent?’


8.


Het was eind september toen ik naar Eck en Wiel afreisde. Het huis L’Abri lag verscholen tussen riet, water en appelboomgaarden. Ik liep al een tijdje in de berm langs een provinciale weg met mijn trolley, de auto’s tegemoet die met zeventig kilometer per uur langsreden. Mijn plan was een residentie van een week, om weer in verbinding te raken met een gemeenschap waar ik me voorheen onderdeel van had gevoeld, om te begrijpen wat het betekent wanneer God en zijn wil als een ster aan de hemel worden gezet.


9.


Onderweg krijg ik een bericht van iemand die geen voorstelling heeft van God, maar wel heeft nagedacht over Satan en John Daniël.


10.


Zodra ik aankwam bij L’Abri zag ik iemand uit mijn oude kerkgemeenschap. Een vrouw met ravenzwart haar en een geblondeerd kuifje. Toen ik aan de kunstacademie ging studeren, had ze me in contact gebracht met een hospita. Daar mocht ik wonen, zolang ik mijn ongelovige partner niet liet logeren.

Bij L’Abri was zojuist een kunstconferentie geweest over de manier waarop je God kon betrekken in je werk.


Tijdens de eerste maaltijd ging ik naast een vrouw zitten. Ze had een gekleurd sjaaltje in haar haren en een sjaaltje om haar nek geknoopt. Ik was vervreemd geraakt van de woorden die ik opving in het gebed waarmee de maaltijd begonnen werd. De vrouw richtte zich op mij en omdat ik geen fraudeur wilde zijn, zei ik vandaag niet te geloven en begon over tarotkaarten. Ik kreeg ’s avonds laat een zelfgemaakt boekje van haar, met een Bijbeltekst waarin stond dat alle haren op mijn hoofd waren geteld. Achterop stond: ‘xxx van je zuster M.’


11.


‘Ik wilde eerst niet antwoorden. Ik merkte dat er conflicterende gevoelens bij kwamen kijken, vooral omdat jíj het bent die de vraag stelt… Omdat ik weet dat er in jouw leven veel in verband te brengen is met God, met de religieuze dogma’s die zijn geïnstalleerd, die hun gevolgen hebben gehad.’


12.

Bij de thee stelde een vrouw met hangende oogleden zich aan me voor. Ze had zojuist een sinaasappelcake gebakken met aangebrande pecannoten erbovenop.

‘Hier is altijd reuring,’ verzuchtte ze. ‘Ik heb geen man of kinderen.’ Ze sneed de cake in stukken en legde die op een groot bord. ‘Is er wel iemand die op jou wacht?’

Ik gaf met een zwaar hart antwoord.

‘Tja, ik ben nu eenmaal te oud,’ reageerde ze. ‘Wanneer je 35 bent, zijn er weinig christelijke kandidaten meer over.’

Ze keek naar zuster M., die haar koffers buiten zette en daarbij hulp kreeg van een man die zijn lange haar in een knot gebonden had. M. droeg dit keer alleen een sjaaltje om haar nek.

‘Volgens mij is er iets gebeurd tussen die twee. Ik slaap naast zijn kamer, dus ik heb het gehoord.’

Ze pakte de schaal met cake en liep op hen af.


13.


‘Als kind dacht ik aan een wazig figuur in de wolken met een baard. Nu denk ik dat het een kracht binnenin ons is, die verlangt naar leven.’



14.


Winell beschrijft hoe sommige gelovigen technieken aanleren om zichzelf te weerhouden van onafhankelijk denken. Maar wanneer de vertwijfeling toch toeslaat, ontstaat er een strijd tussen de aangeleerde norm en iemands autonomie. Door in de religieuze gemeenschap te blijven, kun je als twijfelaar het gevoel krijgen een rol te spelen die niet langer klopt. Dan is het noodzaak om weer grip te krijgen op wat je nu gelooft, om congruentie te waarborgen in je identiteit, en de ervaring van hypocrisie en vervreemding binnen de geloofsgemeenschap te transformeren tot iets nieuws.

15.


De man met de knot kwam tegenover me zitten aan de picknicktafel. Hij vertelde dat hij ooit een nachtclub runde en vroeg me waarom ik hier was.


‘We lijken wel op elkaar,’ zei hij nadat ik wat had gedeeld over mijn levenspad. Ik wilde dat graag geloven, maar tegen de tijd dat ik me begon te verwonderen over een verwantschap op deze plek, kantelde zijn verhaal.


‘Alles werd zwart voor mijn ogen,’ zei hij. ‘Dat mediteren lijkt wel mooi, maar voor ik het wist zakte mijn hart door mijn lichaam de grond in.’ Hij nam een slok koffie.

‘Je hart zakte de grond in?’ zei ik.

‘Ja, ik heb lang zonder God geleefd hoor, trust me. Dus ik was helemaal leeg vanbinnen. Het was een duisternis die ik nog nooit had meegemaakt. Het enige wat ik nog kon doen was bidden.’

‘En hielp dat?’ vroeg ik.

‘Kijk, ik zie het als geestelijke vliegen,’ zei hij. ‘Ze cirkelden boven mijn wonden als aasgieren. Dat ik niet gezien ben als kind, you know. Die pijn. Mijn moeder was altijd depri. En die vliegen maakten me gek. Ik viel op een gegeven moment op mannen, snap je? Dus toen ik begon te bidden heeft God die vliegen weggeslagen.’

‘Bedoel je dat je het niet als onderdeel ziet van jezelf, dat je op mannen valt?’ vroeg ik.

‘Nee, tuurlijk niet. Zo heeft God het niet bedoeld, right?

‘Het is toch oké om op mannen en vrouwen te vallen?’ zei ik net iets te luid. Een van de pastoraal werkers van L’Abri kwam bij ons staan en vroeg of we kwamen helpen met appels plukken.


16.


‘Als ik me God voorstel, dan denk ik aan de kat die we thuis hadden: Kitty.’


17.


Wanneer er barsten optreden in het systeem van betekenisgeving, kan het lastig zijn om je een voorstelling te maken van hoe het leven verder gaat. Er is verbeeldingskracht voor nodig om die breuklijn te overbruggen. Door te schrijven en verhalen met elkaar te delen, is het mogelijk om ogenschijnlijk losse versies van het zelf aaneen te rijgen. En in die poging kan je identiteit opnieuw gevormd worden.


18.


‘Soms voel ik een druppel op mijn voorhoofd. Dan kijk ik omhoog en hoop ik op een zondvloed, een teken dat hij niet verdwenen is maar simpelweg van vorm veranderd. Zoals alles wat leeft.’


Met dank aan alle mensen die hun godsbeeld met mij hebben willen delen. Het godsbeeldenproject is een onafhankelijk en voortkabbelend onderzoek van Annemieke Dannenberg. Wil je jouw godsbeeld ook delen of anderszins reageren op dit essay? Stuur een voicememo of e-mail naar amgdannenberg@gmail.com.

 

Annemieke Dannenberg schrijft gedichten en verhalen. Ze studeerde Creative Writing aan de kunstacademie en geestelijke verzorging aan de Radboud Universiteit. Ze deed onderzoek naar geloofsverlies en kerkverlating als zingevingscrisis. Annemieke heeft op verschillende podia opgetreden, met audio-installaties geëxposeerd en publiceerde onder andere in Op Ruwe Planken, Samplekanon, Hard//Hoofd en De Optimist. Momenteel schrijft ze haar debuutroman bij Lebowski Publishers.


Auteursfoto: Fenna Jensma


Read an English translation of Annemiekes Mammoetje here.

372 weergaven
bottom of page