top of page

Het pijnmuseum: een collage aan (vrouwen)lichamen

Bijgewerkt op: 8 jan.

Marit Pilage

Beeld The Pain Dictionary



I

 

Bij het uitbeelden van pijn in musea denk ik aan historische rondleidingen. Toen ik acht was nam mijn oma mij en mijn broertje mee naar de Gevangenpoort in Den Haag, waar ze, toen de rondleiding eenmaal bij de martelkamer was aanbeland, haar handen nét te laat over mijn oren legde. Nachtenlang droomde ik over uitgetrokken teennagels, om ’s ochtends misselijk het ontbijt over te slaan.

 

*

 

Beelden van pijn, de sporen zichtbaar op het lichaam, veroorzaakt door een aanwijsbare bron van buitenaf. Het is een beeld dat het discours over pijn domineert en zo dreigt andere ervaringen met pijn te verdringen; ervaringen met een onzichtbare pijn die minder vaak serieus genomen wordt maar minstens even invaliderend is, ervaringen die zich eerder afspelen in isolatie, in een verduisterde slaapkamer. Daar lig ik nu ook, met een warmwaterzak tussen mijn onderrug en het hoofdbord geklemd en een tweede warme pittenzak tussen mijn benen en over mijn onderbuik gedrapeerd. Afgezonderd van de wereld zoek ik naar herkenning op internet, naar een ruimte voor deze pijn die ongezien onder de oppervlakte huist.

 

*

 

De rode gloed strekt voorbij de randen van mijn laptopscherm. Zonder lichaam beweeg ik me door een ogenschijnlijk eindeloze ruimte, opgedeeld door rozerode muren. De kleur, die doorgaans eerder met onrust geassocieerd wordt, dringt zich zachtjes aan me op, gemoedelijk. Er is een sensatie van lichamelijkheid, geborgenheid, een omarming. Ik denk aan de tentoonstelling in MaMa, Raak Mij Aan, Om Ons Te Zien van Giovanni Maisto Ferreira, waar ik begin 2023 terug de baarmoeder in afdaalde. De wanden waren bekleed met gekreukelde lappen stof en verfrommeld plastic waar warm licht doorheen scheen. Met gesloten ogen luisterde ik naar de kabbelende geluiden en snoof ik de lichtzoet geparfumeerde lucht in me op. Een ruimte vol lieflijke aanrakingen zonder seksuele lading of tussenkomst van de hardheid van de wereld. De wanden op mijn laptopscherm beloven mij hetzelfde. Maar dit blijkt een valse belofte, de baarmoeder valt uit elkaar.

 

*

 

Een pijnscheut in mijn bekken doet me rechtovereind schieten. Twee handen groeien klauwachtig uit een baarmoeder. De vingers grijpen haar onderkant vast en trekken haar uit elkaar als slierten plakkerige bubbelgum. Links en rechts steken twee witte eierstokken af tegen een abstracte buikholte van rode, oranje en roze strepen. Ze zijn als de lampjes van de hengelvis, onschuldig bungelend tot je te dichtbij komt en in een bek vol tanden belandt.

 

*

 

Het schilderij op het scherm voor me, Torture Grips, laat een heel ander soort marteling zien dan ik in de kamers van de Gevangenpoort tegenkwam. Het werd gemaakt door animator Em Cooper voor The Pain Dictionary-project, waarbinnen veertien kunstenaars hun ervaringen met endometriose, miskramen en ongesteldheid een nieuwe taal in beeldvorm probeerden te geven en tentoonstelden in The Pain Museum [1], een digitaal museum waar iedereen zich doorheen kan bewegen.


 

II

 

Misleidende zachtheid, het is de rozerode draad die ik volg tijdens mijn zoektocht naar herkenning, naar een gezamenlijke manier om pijn te duiden. Iedereen met enige ervaring als patiënt weet dat naar antwoorden zoeken in het zorgstelsel tevergeefs is. Op een schaal van 1 tot 10, stekend of snijdend, en als ik nou hier duw… Het algemene, generaliserende taalgebruik dat geen ruimte overlaat voor de individuele belevingswereld belemmert niet alleen de diagnostisering, maar ontzegt zieken ook een manier om hun pijn, hun individuele belevingswereld, met de buitenwereld te communiceren.

 

*

 

Ik sla het lichtroze omslag van Hemellichamen van Sinéad Gleeson open, waaronder diezelfde strijd met taal woedt. In twintig gedichten gebaseerd op de McGill Pain Questionnaire, de standaard patiënten-vragenlijst die wordt gebruikt in Groot-Brittannië, probeert Gleeson zich de medische taal toe te eigenen en zo haar lichamelijke autonomie te herwinnen. Maar de gebrekkige medische taal blijft het uitgangspunt, is lastig te verwerpen of omzeilen als je hiervoor hetzelfde middel gebruikt. Toch blijf ik hangen bij een paar zinnen uit een van de gedichten, een beeld vormt zich in mijn hoofd:

 

In foetushouding, ogen gefocust op het hoogste

Punt in de kamer, want pijn

Is een bergtop; hoogteziekte.

  

*

 

Gestandaardiseerde vragenlijsten wekken niet alleen vragen over de tekortkomingen van taal om lichamelijke ervaringen te beschrijven, maar ook vragen over de relatie tussen ‘de standaard’ en het individu. Want op wie is die standaard eigenlijk gebaseerd? Het antwoord, wat dat ook moge zijn, is in ieder geval niet het vrouwenlichaam, het lichaam van kleur of het queer lichaam. De pijn van mensen die tot deze groepen behoren wordt niet alleen minder serieus genomen door hun omgeving en henzelf – in een aangeleerd wantrouwen tegenover de eigen percepties – maar wordt ook minder vaak juist gediagnosticeerd en behandeld. Ik leg Hemellichamen naast me neer en ga op mijn rug liggen, scrol wat door mijn telefoon, op zoek naar een artikel van de Groene van afgelopen zomer, ‘Medicijnen in kleur’ van Mounir Samuel. Over de schrijnende afwezigheid van mensen van kleur en vrouwen in medische afbeeldingen, in testgroepen van medicijnen, in handleidingen voor diagnostiek, in het taalgebruik rondom ziekte. Mijn telefoonscherm gaat op zwart, de oplader ligt nog in de woonkamer; ik staar naar de nok van het schuine zolderdak boven me.

 

*

 

Als je pijn niet serieus genomen wordt en de beschikbare taal over ziekte lastig te navigeren is, wordt communicatie over pijn met niet-zieken, maar ook met andere zieken, bemoeilijkt. Maar kun je de bestaande taal zo vervormen en eigen maken dat het individuele pijn vat? Ik open The Pain Dictionary opnieuw. Misschien hebben we een woordenboek nodig dat voorbij de taal gaat. Bij het kijken naar de schilderijen in het pijnmuseum voel ik mijn lichaam reageren, instinctief spannen mijn doodmoeë buikspieren zich aan onder de pittenzak, klaar om de klap op te vangen. Een (vrouwen)lichaam gebukt onder pijn mag dan nog geen gemeenschappelijke taal hebben, het heeft wel een beeld.




 

III

 

Het vrouwenlichaam – ook op momenten van pijn – is al sinds jaar en dag aanwezig in de kunst, maar wel door de blik van de man bekeken. Deze lichamen bereikten een breder publiek toen de drukpers, via kranten en pamfletten, de beelden van vrouwenlichamen vanuit de medische wereld kon verspreiden. Gedigitaliseerde archieven staan vol vrouwen die aan ‘hysterie’ leden – een term afkomstig van ‘hystera’, het Griekse woord voor de uterus of baarmoeder. In hedendaags onderzoek naar de beschrijvingen van het ziektebeeld zouden het premenstrueel syndroom, een (postnatale) depressie, endometriose, maar ook epilepsie of migraine allemaal niet misstaan als de daadwerkelijke oorzaak. Maar destijds betrad het zieke vrouwenlichaam het publieke domein gedemoniseerd, geketend en in bochten gewrongen, verspreid door series als ‘Insane patients in a French asylum’ (1838), waarin Ambroise Tardieu de vrouwelijke patiënten in het Salpêtrière-ziekenhuis vastlegt.

 

*

 

Kijken is nooit passief en wegkijken is dat evenmin, zeker als het om de pijn van anderen gaat, zo stelt Susan Sontag. Uit kijken naar pijn kan een impuls tot actie ontstaan, maar alleen als we écht kijken, op een manier die het kijken tot een rituele daad maakt [2]. En hoe verandert dit kijken als de pijn van de ander jouw eigen pijn spiegelt? In 2010 ren ik onder fronsende blikken door de Royal Academy in Londen, op zoek naar het toilet. Ik kom tot stilstand voor een schilderij van Tracey Emin, het zijaanzicht van een vrouwenlichaam bestaande uit een ononderbroken, meermaals overgetrokken rode lijn, knieën op de grond, kont omhoog in de lucht, hoofd naar de vloer gebogen tussen uitgestrekte armen. Ik was net twee maanden eerder voor het eerst ongesteld geworden, voelde dat onbestemde trekken in mijn onderbuik, maar dit vrouwenlichaam was mij als twaalfjarige nog vreemd. Ik rende verder.

 

*

 

Opnieuw lees ik het gedicht van Gleeson en ik kijk tussen de regels door naar de vrouw, die inmiddels boven mijn bureau hangt. Geprint door een haperende printer is de contour van haar lichaam nu eens rood, dan weer roze, dan geel. Niet naar het hoogste maar naar het laagste punt kijkt ze. De houding en titel, Trying to Find You 1, geven ruimte aan verschillende interpretaties: een supplicatie aan een onbekende hogere macht, een onderdanige, seksuele houding, of een zoektocht naar een houding die pijn verlicht. Het is een houding waar ik mezelf ook vaak in vind op de badkamervloer als mijn endometriose door de pil en pijnstilling heen mijn controle over mijn lichaam wegneemt; dubbelgeklapt, vervormd, onherkenbaar in hoeken gewrongen als de vrouwelijke patiënten van Tardieus gravures. Of de oorzaak nou een abortus, ongesteldheid, een miskraam of endometriose is: als de houding een supplicatie aan een hogere macht is, gaat de smeekbede waarschijnlijk over pijnverlichting.

 

*

 

Het is een pose die steeds terugkomt, telkens weer vangt hij mijn blik in musea of teksten en doet me pauzeren. Zo ook in de eerste schilderijen die ik na de laatste lockdown in het voorjaar van 2022 weer in het echt kon zien. In het Kunstmuseum in Den Haag bezocht ik de overzichtstentoonstelling van Paula Rego, enkele maanden voordat ze stierf. Onvoorzien was het een zogenaamde ‘slechte’ dag geworden. De pijn straalde vanuit een diepgelegen bron in mijn onderrug uit van mijn bovenbenen tot aan mijn maag. Halverwege de tentoonstelling moest ik, bij gebrek aan beschikbare rolstoelen of tussentijdse zitplaatsen, naar huis gaan. Maar niet voor ik de Abortion Series gevonden had, een ruimte vol schilderijen van vrouwen op de grond gehurkt boven potten, met hun hoofd tegen hun bed, hun benen opengesperd op een matras met een dekentje onder zich; de gezichtsuitdrukkingen variërend van gepijnigd tot vastberaden, en zelfs een dromerig lachje.

 

*

 

Een museum, als instituut dat in de publieke opinie een bepaalde waarde kan toekennen aan kunst, en daarmee indirect aan ervaringen, bezit een zekere vorm van macht. Wat betekent het dat juist deze lichamen in een museum hangen? Hoe wordt er op gereageerd? Hoe interacteren ze met de andere werken in het museum? Ook bij de tien schilderijen uit de Abortion Series van Rego, waarvan een aantal te zien waren in Den Haag, was het politieke potentieel nog altijd voelbaar in de ruimte. De schilderijen werden voor het eerst tentoongesteld in 1998, toen het referendum over abortus en het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen in Portugal in volle gang was. Rego liet het publiek zien wat vrouwen, zonder legale wegen naar abortus, genoodzaakt waren te doen, dwong mensen om echt te kijken. De schilderijen waren te zien in Lissabon en werden wijd verspreid in kranten. Er ontstond enorme ophef, maar de boodschap van de serie sloeg aan: er wordt nog steeds gedacht dat de schilderijen een rol speelden in het uiteindelijke succes van het referendum [3].




 

IV

 

Bijna twee jaar na de laatste lockdown is naar musea gaan voor de meeste mensen alweer een gedachteloze handeling. De pittenzak glijdt koud van mijn buik op de grond naast mijn bed. Ik ril en hijs me overeind, loop met langzame stappen naar het openbaar vervoer, op weg naar Unfair, een kunstbeurs in Amsterdam die door kunstenaars zelf wordt gerund. Weer begeef ik me tussen een doolhof aan muren, ditmaal wit en steriel, bezien zonder tussenkomst van een scherm. Ze brengen me naar de miniaturen van Ellen Yiu, een bontgekleurde verzameling van kleine voorwerpen van diverse oorsprong – tasjes, een pillendoosje, een houten haarkam – die aan huiselijkheid doen denken, maar ook aan reizen. Samen geven ze niet alleen Yiu’s visie weer dat alles verbonden is, en haar beweging tussen culturen en landen, maar ook een noodzaak, geboren uit chronische ziekte, uit een lichaam dat niet in staat is grote werken te maken en te vervoeren. Alles moet in één koffer passen.

 

*

 

Terwijl ik aan de bar op Unfair sta en de rode wijn zich met de pijnstelling mengt kijk ik naar de mensen om me heen die de kunst hier straks zullen kopen. Dure colbertjes, hoge hakken met rode zolen, goudgerande ronde brillen, een Chanel-tasje. Van wie zijn de musea? Wie heeft de middelen de publieke ruimte te betreden en in te richten? Hoe kun je voorkomen dat mensen wegkijken? Het verbeelden van pijn en ziekte in de kunst is niet enkel een middel voor communicatie en herkenning – daar waar taal tekortschiet – maar creëert ook een ruimte waarin het lichaam zelf politiek wordt. Het is een politieke lading die vooral voort lijkt te komen doordat er lichamen zichtbaar zijn die normaliter niet in de publieke ruimte aanwezig zijn; hun aanwezigheid alleen al roept wrijving op, het besef dat ‘de standaard’ niet inclusief is.

 

*

 

Emins werk – dat vaak over pijn, seks, erotiek en het vrouwelijk lichaam gaat, meestal op minder ambigue wijze dan in Trying to Find You 1 – leidt regelmatig tot woede. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan de bebloede onderbroek die onderdeel uitmaakte van Emins installatie My Bed. Het gevolg: een boze menigte, vragen in de media over wat wel of geen kunst mag zijn, twijfel over het waardeoordeel van het tot dan toe zo gerespecteerde Tate. Een (ziek) vrouwenlichaam, haar functies en haar pijn, behoren nog altijd tot de maatschappelijke periferie, tot iets wat niet gezien hoort te worden, waar in de publieke ruimte geen plaats voor is of waartoe geen toegang verleend wordt in een samenleving die ingericht is op de standaard. Maar wat als die lichamen wel zichtbaar zijn, als je wel kijkt? Kijken naar kunst is altijd tweeledig, de individuele ervaring wordt de universele, de kijker wordt meer dan een simpele voyeur, realiseert zich dat ze ook naar zichzelf kijkt, naar het systeem voorbij de muren van de musea. En als je weet waar je moet kijken, hangt je pijnmuseum al snel vol met een collage aan lichamen. Met achterin nog één lege muur.

 

*

 

Achter in het rozerode vertrek van The Pain Museum, de met tape afgebakende gangen van het Kunstmuseum ten tijde van Covid, de steriel witte Unfair beurs, achter in elke ruimte, bevindt zich ook mijn lege muur. De muur blijft op mijn netvlies staan wanneer ik de avondduisternis in kijk door het raam van de metro terug naar huis. In het midden van de muur vreet een gat langzaam zijn weg door het beton; ik leun naar voren en mijn hoofd verdwijnt in de drukkende stilte van afwezigheid. Lager, ter hoogte van mijn bekken, bevindt zich een kleinere, grijsroze cirkel, vastgeprikt met punaises, uitgespreid als een doorschijnende vlinder waar langzaam steeds meer scheurtjes in komen.





Genoemde werken en tentoonstellingen

Giovanni Maisto Ferreira, Raak Mij Aan, Om Ons Te Zien, 2023, MaMA Rotterdam.

Em Cooper, Torture Grips, 2021.

Sinéad Gleeson, Hemellichamen. Spiegelingen uit het leven, vertaling: Astrid Huisman, uitgeverij HetMoet, 2022.

Mounir Samuel, ‘Medicijnen in kleur’, de Groene Amsterdammer, 26 juni 2023.

Ambroise Tardieu, ‘Insane patients in a French asylum’, 1838.

Tracey Emin, Trying to Find You 1, 1963.

Tracey Emin, My Bed, 1998.

Paula Rego, Abortion Series, 1998.

Ellen Liu, Take my Home Way, 2023, Unfair Amsterdam.



Noten [1] The Pain Dictionary & The Pain Museum: https://www.bodyform.co.uk/break-taboos/our-campaigns/pain-stories/

[2] Susan Sontag, Regarding the Pain of Others, Penguin, 2004.

[3] Lisboa, Maria Manuel, ‘An Interesting Condition: The Abortion Pastels of Paula Rego’, Luso-Brazilian Review, Vol. 39 (2), 2002, p. 125-149.

 

Marit Pilage (1998) studeerde Kunstgeschiedenis en Literary Studies en stelt sindsdien culturele programma’s samen voor verschillende platforms en podia. In haar vrije tijd doet ze aan amateurtheater en schrijft ze korte verhalen en essays die o.a. in de Nederlandse Boekengids, Hard//Hoofd, Tijdschrift Ei en Seizoenszine verschenen.


Beeld: The Pain Dictionary, Bodyform als onderdeel van #painstories voor Project V

205 weergaven
bottom of page