top of page

Tegenpolen

Er ligt een lichtblauwe envelop op tafel, gericht aan mijn ouders, maar ik weet dat het over mij gaat. Ik heb uren in bed gelegen, op de bank of op een tuinstoel. Mijn klachten varieerden van hoofdpijn tot hartkloppingen, vermoeidheid in verschillende vormen. Moe in mijn lichaam en moe in mijn hoofd. Ik was radeloos verdrietig om de meest willekeurige dingen. Ik had op vrijdagavond een film gekeken met mijn vader en was stapelverliefd geworden op een personage dat niet eens echt bestond, en lag tot dinsdag depressief op de bank te mijmeren over het feit dat mijn fictieve geliefde zo onbereikbaar was. Sommige middagen voelde ik me zo goed dat ik oprecht overtuigd was dat ik zou kunnen vliegen’. Dan kwam ik een poosje later weer terug op aarde en zodra het besef indaalde dat dit niet realistisch was, voelde ik een teleurstelling zo immens dat ik uren achtereen kon zitten huilen.

 

De kinderpsycholoog praat tegen mij zoals grote mensen tegen elkaar praten. Ik vertel haar het halve verhaal. Ze moet niet denken dat ik gek ben. Als ze me vraagt hoe ik me voel vertel ik haar over de beelden van Giacometti die ik op een recente familievakantie in een museum heb zien staan. Gitzwarte, splinterdunne figuren die naar voren wandelen in wankele passen. Ze komen amper vooruit omdat dikke druppels pek ze naar de grond toe trekken. Mijn psycholoog hijst haar bril op haar neus om het pretentieuze kind in de stoel tegenover haar eens goed in zich op te nemen. ‘Je bent fan van Giacometti?’ Ik knikte trots van ja. Ik had indruk gemaakt op mijn psycholoog: therapie was geslaagd. Elke middag dat ik haar had gesproken was ik uitgeput. Ik moest blijven terugkomen totdat ik beter was, maar beter werd ik nooit. Mijn kindertijd verloor ik aan honderden pogingen bij de psycholoog om mijn verdrietige zelf te veranderen.

 

Ik maak de lichtblauwe envelop open voordat mijn ouders hem gezien hebben. De afzender is HALT en ik word gewaarschuwd voor de consequenties van mijn acties. Alle uren in bed, op de bank of op een tuinstoel had ik op school moeten spenderen. Ze denken dat ik mijn best niet doe, dat ik aan het spijbelen ben omdat ik niet naar school wil, maar mijn acties zijn eerder inacties. Als verlamd lig ik te mijmeren. Ik ben jong genoeg om te denken dat wanneer mijn ouders deze brief niet zien, hij ook nooit is aangekomen.

 

Op de middelbare krijg ik cognitieve gedragstherapie. Een psycholoog vertelt me dat ik de wereld zie door een zwarte bril. Ik vraag me af of ze denkt dat ik achterlijk ben. ‘Ik weet best dat dat “depressie” heet.’ Ze blijft me vragen waar ik hem vandaan heb gehaald, die zwarte bril. Is er thuis iets gebeurd? Zijn mijn ouders wel lief tegen me? Ben ik iemand verloren, of heeft iemand me pijn gedaan? Hij weegt zo zwaar op mijn neus dat mijn schouders gaan hangen, mijn blik naar beneden, alsof mijn ledematen de grond in willen druipen van verdriet. Haar vragen keren me naar binnen. Waar zit de bron van deze blik op de wereld? Moment voor moment loop ik mijn nog maar korte leventje na om te onderzoeken waar het mis is gegaan. Wat heb ik niet goed aangepakt, niet goed verwerkt of voor mijn geheugen zitten verstoppen? Ik schrik van het feit dat de fouten die ik maak permanent in mijn hoofd kunnen gaan zitten.

 

Het verdriet is van mijn hoofd ook naar mijn schouders gekropen. Het zet ze stijf en krampachtig vast. Ik ontwikkel hartklachten die me hele nachten wakker houden en soms schrik ik er zo van dat ik moet huilen. Er gebeuren nare dingen met me. Ik lijk mensen aan te trekken die dingen te verbergen hebben. Ze spreken me aan, eisen dat ik ze zie en liefheb om vervolgens van alles te verbloemen. Ik probeer de zwarte bril af te zetten en mijn eigen perspectief bij te stellen, een positieve uitkijk te hebben, bewijs te zoeken voor mijn negatieve gedachten en mijn denkpatronen te bevragen. Ik probeer alles wat ik de afgelopen jaren in therapie heb geleerd, maar de illusie van controle doet meer pijn dan de dingen die gebeuren. 

 

In 'Everybody' schrijft Olivia Laing:

 

‘Somehow it is more comforting to believe that sickness is consequential, a response to suppressed emotions or undigested traumas, than to confront the existential horror of randomness, the knowledge that anyone, no matter how good or innocent or emotionally healthy, might be affected at any time.’

 

Pas wanneer ik op de universiteit die passage lees valt er een last van mijn schouders. Ik hoef me niet blind te staren op het traceren van alle herinneringen van mijn leven. Ik hoef ze geen plekje te geven, ze hebben al genoeg ruimte gekregen. Het doel van het leven is om te leven, niet het helen van het verleden.

 

De realiteit is dat het leven pijnlijk is. De wetenschap, religie en de gehele wereldfilosofie kan niet met zekerheid zeggen waar die pijn vandaan komt. Sommige ziektebeelden ontstaan door trauma en andere pijn komt voort uit een ongelukkige samenloop van genen. Pijn is niet eerlijk over mensen verdeeld. Sommigen lijden onder ongeluk en achterstelling, sommige mensen leven in rijkdom maar worden geteisterd door de stemmen in hun hoofd. Ik heb geluk gehad en mijn best gedaan, maar mij werd op 25-jarige leeftijd vastgesteld dat de pijn altijd weer terug zou komen en dat er zeldzame, hysterische momenten van levensgeluk zullen zijn om het verdriet af te wisselen. Daar kan ik niets aan doen en het komt nergens vandaan. Ik zal met deze tegenpolen moeten leren leven.

 

Ik laat los. Ik denk aan de gemiste uren, de blauwe envelop, al het falen. Ik rouw om alle energie en al het proberen, aan het dwangmatig willen laten zien hoezeer ik het probeer. Ik denk aan diagnoses en de tegenpolen in mijn hoofd, ik denk aan hoe mijn persoonlijkheid een stoornis werd genoemd. Ik stop met zoeken naar de oorzaak. Ik stop met zoeken naar een schuldige. Ik kies voor een poel van verdriet en golven van geluk en hoef niet langer beter te worden. Ik kies om te leven.

instagramtessel.jpg

Tessel ten Zweege (1998) is auteur van de feministische literatuur 'Dat Zou Jij Nooit Toelaten' (2022), 'Voorbij de Verbijstering' (2023) en in het najaar verschijnt haar derde boek: 'Femicide: Tot de dood ons scheidt'. Ook organiseerde ze een aantal jaar de Women's March in Amsterdam en schreef ze de scripts voor en presenteerde ze de serie 'Tessel in Cyberspace', over online activisme en identiteitspolitiek, voor Omroep HUMAN.

Dit korte verhaal werd gebaseerd op Ik kies Elena.
In een briljant onderzocht en diep rakend essay, nodigt Osborne-Crowley de lezer uit om mee te gaan op haar tien jaar lange reis van trauma, door herinnering, naar herstel; van de onmiddellijke nasleep van de aanval, naar jaren van verkeerde diagnoses en de troost en kracht die ze vindt in schrijvers als Elena Ferrante.

Ik kies Elena.jpg
bottom of page