Sinéad Gleeson
Na elk optreden komt er een moment, na de toegift, dat de lichten aangaan en de artiest van het podium verdwijnt. Het publiek blijft klappen en roepen, wil nog meer, maar diep vanbinnen weten we dat de muziek is afgelopen. In 2019 zag ik Sinéad O’Connor in Vicar Street in Dublin optreden voor een betoverd publiek, hun liefde voor haar was bijna tastbaar. Toen het tijd was voor de toegift kwam ze ingetogen het podium weer op lopen en zong ze het prachtige ‘Three Babies’, een nummer over moederschap en over kinderen, maar ook over abortus en reproductieve rechten. Een zacht, slaapliedjesachtig nummer met een diepe politieke laag. Het is een lied waarin de tegenstellingen van het leven en werk van Sinéad samenkomen. Deze kleine vrouw bezat een enorme stem; ze was intens maar had ook humor, ze was bescheiden maar brutaal wanneer het nodig was.
In de komende tijd zal je veel lezen over deze artiest, die nu al heel erg gemist wordt. Sommige teksten – er is al een aantal gepubliceerd – zullen vooral over ‘controversie’ of ‘kwetsbaarheid’ gaan. Die woorden kleefden inderdaad aan de zangeres, maar alleen omdat ze door de media op haar geprojecteerd werden. Ze verdiende meer dan zulke beschrijvingen, en door al dit soort opiniestukken verliezen we haar muziek uit het oog. We vergeten bijna dat haar eerste album, The Lion and the Cobra, een maand voordat ze eenentwintig werd uitkwam; dat Sinéad haar eigen nummers schreef en produceerde, in een tijd dat de hitlijsten werden gedomineerd door vrouwelijke artiesten die kant-en-klare liedjes kregen aangereikt. En dan die stem, die epische, onovertroffen stem! Die zong over pijn en liefde, over racisme en ongelijkheid; over geloof en spiritualiteit. Van de gefluisterde wanhoop in ‘Nothing Compares 2 U’ tot het amazoneachtige joelen in ‘Troy’ en de directe speelsheid van ‘No Man’s Woman’.
Sinéad bezat het talent – dat andere artiesten (en niet alleen Prince) flink kon ergeren – om een nummer van een andere artiest te transformeren. Dan stripte ze het helemaal kaal en bouwde ze het opnieuw op. Weinig mensen zullen ontkennen dat ‘Nothing Compares 2 U’ een van de beste covers ooit is. Ik moet ook aan haar bijna fluisterende uitvoering van Nirvana’s ‘All Apologies’ denken, en aan haar versie van het hartverscheurende ‘Song to the Siren’ van Tim Buckley, of aan haar verrassende make-over van ABBA’s ‘Chiquitita’.
Ze was – onder andere – op haar best wanneer ze uit de rijke bron van haar Ierse afkomst putte en een heel diep, vrouwelijk deel van haar identiteit kanaliseerde. Dat hoor je terug in ‘Mná na hEireann’, ‘She Moved Through the Fair’ en ‘The Foggy Dew’. Dat laatste nummer nam ze op met The Chieftains; ze was er kieskeurig in met wie ze werkte, en in ruil daarvoor was ze een gulle samenwerker. Jah Wobble herinnerde zich dat ze weigerde geld aan te nemen toen ze een bijdrage leverde aan zijn ‘Visions of You’. En in ‘Haunted’ van Shane McGowan verzacht haar soepele vilten stem de rauwe randjes van de zijne. Haar mooiste duet vind ik ‘Kingdom of Rain’ met The The (met gitarist Johnny Marr), een van de pijnlijkste liedjes over het einde van een relatie. Nu ik er deze week weer naar luister, sta ik versteld van de emoties die ze om de noten heen weet te vouwen. Dit is het soort elektriciteit dat alleen Sinéad kan geleiden.
Mensen in Ierland worden met elkaar verbonden door te zingen: vaak is het een manier om pijnlijke verhalen of tragische gebeurtenissen uit het verleden te delen, of is het een manier van herdenken. Het is het sociale bindmiddel bij bruiloften en familiebijeenkomsten, en tijdens dat soort bijeenkomsten is er maar één lied dat ik kan zingen als ik aan de beurt ben: ‘I Am Stretched On Your Grave’, van Sinéad. Een klaagzang over de dood van een geliefde, een eloquente schreeuw van rouw. (Ik doe het nooit eer aan.) Deze week zei Philip King van Scullion, die het nummer samen met haar schreef, over Sinéad: ‘Ze zong het lied niet, het lied zong haar, zoals ik nooit, nooit eerder heb meegemaakt.’
Sinéad was haar eigen instrument, een medium voor pure emotie. In veel interviews sprak ze over de enorme troost die ze putte uit de Heilige Geest, en op de een of andere manier zie ik deze twee dingen samen als een soort goddelijke bezieling. Het voelt nu alsof we ons tot de muziek van Sinéad zelf moeten wenden om haar te rouwen.
Ik was een tiener in de jaren tachtig – een decennium vol schaamte, misogynie en angst – en bewonderde Sinéad. Om haar rechtlijnigheid, haar activisme, en haar onbuigzame houding, ondanks de voortdurende kritiek die ze te verduren kreeg. Ik schoor mijn hoofd kaal toen ik vijftien was, niet om haar na te doen, maar omdat ze me de moed gaf dat te doen. (Ik kwam er flink in de problemen door op school en werd vaak voor haar aangezien, wat extra lastig was wanneer iemand ‘Sinéad!’ naar me riep en ik ook nog eens omkeek, omdat ik ook zo heette.) Ze deinsde er niet voor terug het gevecht aan te gaan met de mensen die tientallen jaren aan systemisch misbruik van de kwetsbaarsten onder ons in de doofpot probeerden te stoppen. Sinéad rammelde aan de poort van instituties die eeuwenlang onschendbaar hadden geleken en eiste antwoorden. Hoewel ze werd voorgelogen en ondermijnd bleef ze het zwijgen doorbreken, ze weigerde haar taal of haar woede te temperen. Ze was cultureel en politiek moedig, en maakte de weg vrij voor andere vrouwen.
Velen van ons vonden onze stem – in de kunst, het activisme of de politiek – doordat zij ons aanmoedigde om ons uit te spreken. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor andere gemarginaliseerde groepen: queer mensen, vluchtelingen, mensen van kleur. De huidige generatie kijkt daar misschien minder van op, maar om echt op waarde te schatten wat Sinéad heeft gedaan – en de risico’s die ze heeft genomen – is de context van belang. Ze was vastberaden om te zeggen wat je niet mocht zeggen, zelfs al werd ze uitgelachen of verguisd, zelfs al zou het haar carrière schaden. Ik keek net zozeer naar haar op om haar activisme als om haar muziek. In een interview sprak ze over de foto van de paus die ze tijdens Saturday Night Live verscheurde, jaren geleden, en weersprak het idee dat dat haar carrière in de vs had geschaad. ‘Mensen zeiden: “O, je hebt je carrière verpest,” maar dan hadden ze het over de ellendige carrière die zíj voor me voor ogen hadden. Ik heb het huis in Antigua vergooid, maar dat was het huis dat die gasten van de platenmaatschappij wilden kopen. Ik heb hún carrière verpest, niet de mijne. Het betekende alleen dat ik m’n geld moest verdienen door live op te treden, en dat is precies waar ik voor geboren ben.’
Sinéad steunde talloze bewegingen: voor abortusrechten, antiracisme, reproductieve rechten (toen ze zwanger was droeg ze een T-shirt met ‘gebruik een condoom’ erop) en ze sprak over hiv/aids in een tijd dat maar weinig artiesten dat deden. Voor het album Red, Hot and Blue droeg ze een platina pruik, als een soort nachtclubzangeres uit de jaren veertig, en zong ze een onkarakteristiek kokette versie van Cole Porters ‘You Do Something to Me’. Het album bracht bijna één miljoen dollar op voor de aids-liefdadigheidsinstelling act up.
Ze gaf meer om haar kunst en haar morele waarden dan om de verwachtingen van platenbazen. Nu, terwijl we worstelen met het nieuws, vind ik het moeilijk om iemand te bedenken die net zo uniek en betekenisvol is geweest voor de Ierse cultuur en muziek van de afgelopen decennia. Haar liedjes zullen een beetje troost bieden, en ik raad mensen aan om vooral Wat ik me herinner te lezen, de autobiografie die ze in 2021 schreef. Niet alleen zet ze heel wat misverstanden recht, het is ook ontzettend aangrijpend, grappig, en prachtig geschreven. Koop het audioboek, dat Sinéad zelf voorleest, en laat haar je de verhalen vertellen. Ik wou dat er meer boeken van haar zouden volgen. De geweldige documentaire van Kathryn Ferguson, Nothing Compares, biedt nog een andere blik in het leven van Sinéad; het goede en het slechte, hoe ze daarop reageerde, en waar ze het meest om gaf.
De laatste toegift van dat optreden in Vicar Street in 2019 was een nieuw lied, ‘Milestones’, dat met deze regels eindigt: ‘One day we’ll sit with our maker / Discuss over biscuits and soda / Which one of you and me was braver / Which one of us was a true soldier?’ In dezelfde concertzaal ontving ze eerder dit jaar de Choice Music Classics album-award voor I Do Not Want What I Haven’t Got. Het was een uiterst karakteristiek Sinéad-optreden: ze gebruikte de haar toegestane tijd om vluchtelingen te verwelkomen en te bedanken. In de wijdverspreide foto’s waarop ze de award vasthoudt, steekt ze haar middelvinger op.
Niemand was moediger of rechtlijniger dan Sinéad O’Connor: in hoe ze zong, in haar politieke activisme, en in haar gulheid. Maar vooral haar onvergelijkbare stem, een goddelijk en etherisch fenomeen, zal als geschenk aan de wereld voortleven.
Het is een enorm gemis dat Sinéad nooit meer voor ons zal zingen; ze zal nooit meer op een podium staan, maar ze heeft zoveel voor ons achtergelaten. Een les in hoe we zonder angst kunnen leven, hoe we gul en maatschappelijk betrokken kunnen leven, en hoe we onwankelbaar kunnen zijn. Sinéad O’Connor – of Magda Davitt, of Shuhada Sadaqua – was volkomen uniek. Een oproerkraaier, een ziener, een moeder, een verteller van de waarheid, een strijder, en bovendien in het bezit van de mooiste stem die de Ierse muziek ooit heeft gekend. Haar geloof betekende veel voor haar, wat betekent dat ze nu heel goed ergens anders zou kunnen bestaan. Ik hoop dat ze daar zingt, dat er nog veel toegiften zullen volgen, en dat het licht nooit uit zal gaan.
Dit artikel verscheen op 29 juli 2023 in The Irish Independent en is voor HetMoet naar het Nederlands vertaald door Irwan Droog. Hij vertaalde ook Sinéad O’Connors autobiografie, Wat ik me herinner; bestel hier een van de laatste hardback-exemplaren.
Sinéad Gleeson is een Ierse schrijver, presentatrice en redacteur. Haar werk werd gepubliceerd in o.a. Granta, en haar boek Hemellichamen. Spiegelingen uit het leven (in het Nederlands vertaald door Astrid Huisman) won de literaire non-fictie prijs voor de Irish Book Awards.
Irwan Droog (Den Haag, 1984) studeerde Nederlandse letterkunde en literatuurwetenschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij werkte als redacteur bij Uitgeverij Cossee, tot hij in 2017 besloot als zelfstandig redacteur verder te gaan. Hij is mede-oprichter van de J.M.A. Biesheuvelprijs, publiceerde in literaire tijdschriften Tirade en De Revisor en is vrijwilliger bij VEGAN Magazine.
Comments